- logeren
- {{logeren}}{{/term}}1 loger♦voorbeelden:1 ik logeer bij een vriend • je loge chez un amibij particulieren logeren • loger chez l'habitantin een hotel gaan logeren • descendre à l'hôteliemand te logeren hebben • loger un hôteuit logeren gaan • être invité à passer quelque temps chez qn.
Deens-Russisch woordenboek. 2015.